Veranderingen Arbeidsrecht per 1 juli 2023

Met ingang van 1 juli wordt het minimumloon weer gewijzigd en wel met een percentage van 3,13%. Niet alleen het wettelijk minimumloon gaat wijzigen, ook veel cao lonen zullen verder stijgen per 1 juli 2023. Val je onder de werkingssfeer van een cao? Check dan altijd de actuele bedragen in de CAO. Wanneer je niet CAO gebonden bent kun je de actuele bedragen checken op de website van de rijksoverheid. 

Loondoorbetaling zieke AOW’er verkort

Het komt steeds vaker voor: werkgevers die reeds gepensioneerde werknemers met AOW in dienst nemen of houden. Waar voor een ‘reguliere’ werknemer een loondoorbetalingsverplichting van 104 weken geldt bij ziekte, was dit voor AOW’ers al verkort naar 13 weken. Het risico om oudere werknemers in dienst te nemen of te houden wordt nu nog meer verkleind. Per 1 juli 2023 gaat een nieuwe termijn gelden van 6 weken in plaats van 13 weken. Was je oudere werknemer vóór 1 juli 2023 ziek? In dat geval geldt nog de oude termijn nog van 13 weken.

Nieuwe pensioenwet

Per 1 juli 2023 gaat de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in. Werkgevers en pensioenuitvoerders hebben nog tot 1 januari 2028 de tijd gekregen om de pensioenregeling aan te passen naar de nieuwe regels. Zo staat onder andere in het nieuwe pensioenstelsel het premiebedrag vast en niet de uitkering. Door middel van beleggingen wordt het rendement bepaald op de pensioenpremies. Ook moet er onder de nieuwe wetgeving meer inzicht komen in wat er is opgebouwd in het persoonlijk pensioenpotje.

Als je bent aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds worden er ook centraal afspraken gemaakt, waardoor je als werkgever weinig zelf hoeft te regelen. Valt jouw bedrijf onder een CAO? Dan worden de plannen gemaakt door de sociale partners en neemt de werkgeversvereniging de onderhandeling namens werkgevers voor z’n rekening. Dat is anders voor bedrijven die een pensioenregeling hebben via een pensioenverzekeraar of PPI. In dit geval moet je als werkgever een aantal keuzes maken.

Visie op re-integratietraject

Zowel werkgever als werknemer zijn per 1 juli 2023 verplicht om hun visie te geven op het re-integratietraject. Dit geldt zowel bij het opstellen en bijstellen van het plan van aanpak als bij de eerstejaarsevaluatie zoals gebruikelijk op de bekende UWV-formulieren Op deze manier wordt het gesprek en de betrokkenheid tijdens het re-integratieproces bevorderd. Onderwerpen die aan bod kunnen komen zijn: passende werkzaamheden, het advies van de bedrijfsarts en het aanvragen van een second opinion. De wijziging heeft geen terugwerkende kracht en geldt dus alleen voor re-integratiestukken die worden opgesteld ná 1 juli 2023.

Nieuwe ontwikkelingen Arbeidsrecht per 1 januari 2023

Hieronder vindt u een overzicht van enkele belangrijke arbeidsrechtelijke ontwikkelingen die per 1 januari 2023 in gaan.

Minimumloon gaat omhoog

Het minimumloon wordt per 1 januari 2023 verhoogd met 10,15%. De nieuwe minimumloonbedragen zijn als volgt:

  • € 1.934,40 per maand;
  • € 446,40 per week;
  • € 89,28 per dag.

Er is momenteel een wetsvoorstel in de maak, die voorziet in de invoering van een minimumuurloon. Hierin wordt het minimumuurloon niet meer afhankelijk gesteld van de normale arbeidsduur (36, 38 of 40 uur). Het wordt omgerekend naar een uurloon op basis van een normale arbeidsduur van 36 uur per week. Het gemiddelde minimumloon wordt daarom verhoogd. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel over het minimumuurloon met ingang van 1 januari 2024 van kracht.

Cao-loonsverhogingen

Ook op grond van een cao kan een loonsverhoging van toepassing zijn. Zo krijgt het personeel van universitaire ziekenhuizen in 2023 een loonsverhoging van in totaal 10 procent (per 1 januari 6% en per 1 november 4%). Medewerkers die vallen onder de cao Bouw & Infra krijgen een loonsverhoging van in totaal 5 procent (per 1 januari 2,5% en per 1 juli 2,5%). De cao Beroepsgoederenvervoer kent een loonsverhoging van 7,5 procent per 1 januari 2023. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Kijk goed in de toepasselijke cao of er een loonsverhoging is afgesproken waar uw medewerkers recht op hebben.

Maximum transitievergoeding gaat omhoog

De maximale transitievergoeding wordt in principe jaarlijks geïndexeerd (artikel 7:673 lid 2 en 3 BW). De maximale wettelijke transitievergoeding bedraagt in 2023 € 89.000,– bruto of maximaal één jaarsalaris indien het loon over twaalf maanden (het jaarsalaris dus) hoger is dan dat bedrag. In 2023 bedraagt de maximale wettelijke transitievergoeding € 3.000,– bruto meer dan in 2022 (€ 86.000,– bruto).

Onbelaste reiskostenvergoeding gaat omhoog

Vanaf 1 januari 2023 mag een werkgever 21 cent per kilometer onbelast vergoeden. Vanaf 2024 zal dat bedrag omhoog gaan naar 22 cent per kilometer. Werkgevers mogen dus meer reiskosten onbelast vergoeden. Dit is geen verplichting. Werkgevers mogen immers zelf kiezen of zij een reiskostenvergoeding met werknemer overeenkomen en hoe hoog de reiskostenvergoeding is. Indien er al afspraken over de reiskostenvergoeding zijn gemaakt in de arbeidsovereenkomst of in een toepasselijke cao, is werkgever verplicht zich aan deze afspraken te houden.

Onbelaste thuiswerkvergoeding gaat omhoog

Werkgevers mogen in 2023 een onbelaste thuiswerkvergoeding verstrekken aan werknemers van € 2,15 per dag. De onbelaste thuiswerkvergoeding gaat dus met 15 cent omhoog.

AOW-leeftijd gaat omhoog

De AOW-leeftijd stijgt in 2023 van 66 jaar en zeven maanden naar 66 jaar en tien maanden.

Tijdelijke uitbreiding WKR

De vrije ruimte in de Werkkostenregeling (“WKR”) gaat in 2023 tijdelijk omhoog van 1,7 procent (2022) naar 3 procent over de eerste € 400.000,– van de fiscale loonsom. Bij een fiscale loonsom van meer dan
€ 400.000,– bedraagt het percentage 1,18 procent. In 2024 vervalt de tijdelijke verhoging weer en geldt een percentage van 1,92 procent.

Premiekorting collectieve zorgverzekering

De premiekorting op een collectieve basiszorgverzekering is vanaf 2023 niet meer mogelijk. Hierdoor kunnen werknemers alleen nog korting krijgen op de premie voor de aanvullende zorgverzekering.

De Koopovereenkomst (paard)

Een paard kopen is niet zo maar een investering die je tussen neus en lippen even regelt. En zeker niet om dat middels ‘handjeklap’ te kopen. Toch gebeurt het maar al te vaak dat een paard gekocht wordt zonder schriftelijke overeenkomst. Bij een mondelinge koop is er nog altijd sprake van een overeenkomst, maar omdat er niets op papier staat, valt het achteraf moeilijk te bewijzen als er iets niet in orde blijkt te zijn na de koop. Maak de verkoper duidelijk dat er zonder contract niet wordt gekocht. Dat is sowieso voor beide partijen beter. Mocht de verkoper desondanks bezwaren hebben tegen een schriftelijke vastlegging, vraag je dan af of je dit paard nog wel moet kopen. Vaak blijkt dat er iets niet in orde is met het paard. Zonder verkoopcontract heb je ook geen enkel tastbaar bewijs dat het paard daadwerkelijk van jou is, ook al geven ze jou het paspoort mee. Een paspoort is namelijk geen eigendomsbewijs!!!

Wat staat er in een goede overeenkomst

  • De juiste tenaamstelling van de koper en verkoper
  • De naam en eventuele sportnaam van het paard
  • Het chipnummer en paspoortnummer en eventueel de behaalde sportresultaten
  • De afgesproken koopsom
  • Op welke wijze de koopsom dient te worden betaald
  • Een goede beschrijving van het doel waarmee je het paard koopt en de eisen die daarbij horen. Een omschrijving als “recreatief rijden of mennen” is onvoldoende.
  • De ontbindende voorwaarden van de keuring.
  • Welke partij de keuring betaalt (koper of verkoper).
  • Wanneer en onder welke voorwaarden het paard wordt geleverd
  • Foto’s van het paard vóór de aflevering
  • Mogelijke proeftijd en voorwaarden van de proeftijd.
  • Mogelijke garanties die de verkoper geeft of opmerkingen die de verkoper over het paard doet.

Je kunt op internet natuurlijk altijd een exemplaar van een koopovereenkomst downloaden. Via de KNHS Servicedesk kun je er eentje aanvragen, mits je lid bent van de KNHS of de FNRS. Iure Fortis heeft in ieder geval een up to date koopovereenkomst.

Wat als het paard niet door de koop-keuring komt?

De meeste mensen gaan er stilzwijgend van uit dat de koop wordt ontbonden als het paard niet wordt goedgekeurd bij de klinische keuring. Dit is echter niet zo. Op het moment dat je aan de verkoper vertelt dat je het paard wilt kopen, ben je ook wettelijk verplicht om het paard te kopen. Alleen als je duidelijk vermeldt dat het paard alleen wordt gekocht als de dierenarts een positief koopadvies geeft na een (klinische) keuring, geldt dit als ontbindende voorwaarde. Dus voor alle zekerheid: neem in het koopcontract op dat de overeenkomst wordt ontbonden als het paard bij de keuring niet wordt goedgekeurd voor het doel waarvoor het wordt aangeschaft. Je denkt een dressuurmatig getraind sportpaard te kopen en de dierenarts geeft aan dat deze nog alleen te gebruiken is voor recreatief gebruik. Dan gaat de koop niet door, als je daar vooraf goede afspraken over hebt gemaakt. Neem ook in het contract op wie de keuring betaalt. De regel is dat indien het paard wordt goedgekeurd, de kosten meestal voor de koper zijn. Bij niet-goedkeuring betaalt de verkoper. Het is namelijk zijn risico. Maar, uitzonderingen bevestigen de regel. De verkoper wil liever niets betalen, want jij bent degene die de keuring wilde. Laat je niet voor de gek houden. Als de verkoper moeilijk doet over de kosten van een keuring, weet je bijna zeker dat er iets niet in orde is. Spreek dit dus voorafgaande aan de keuring goed af! Het kan maar beter duidelijk zijn voor jou en voor de verkoper. De meeste verkopers hebben al een bestaand keuringsrapport met foto’s. Let op dat de keuring heel recent moet zijn geweest. Er kan namelijk van alles mis zijn tussen het moment van de keuring en de daadwerkelijke verkoop.

Trainer ruitervereniging: vrijwilliger of werknemer?

Voetbal, tennis of paardrijden, veel mensen vullen er hun weekend mee. De werknemers van de Belastingdienst of uitvoeringsinstelling doen ook aan sport en de lessen of trainingen die vanuit de vereniging worden geregeld, staan onder leiding van een trainer of instructeur. Dat er geen gezagsverhouding is tussen de ruiters en de verenigingsinstructeur is duidelijk. Wat wel de vraag is, is of de trainer in dienstbetrekking is bij de ruitervereniging.

Veel sportverenigingen stellen zich de vraag of trainers en instructeurs bij hun in dienstbetrekking zijn. Het gevolg hiervan is dat er dan loonbelasting, maar met name premies voor de werknemersverzekeringen (WW, WAO, ZW, Zfw) moeten worden afgedragen. Als er enkel een vrijwilligersbijdrage aan de trainer wordt betaald, is van loonbelasting en premieplicht geen sprake. Als er meer dan de maximale vrijwilligersbijdrage wordt betaald, moet de sportvereniging oppassen. Door een dienstbetrekking wordt een instructeurr duurder, maar neemt met name de administratieve rompslomp toe. Daarnaast krijgt de instructeur netto zelf een lagere beloning, die meestal toch al gering is.

Vrijwilligersvergoedingen

In de volgende gevallen krijgt u een vrijwilligersvergoeding:

Je bent 21 jaar of ouder. En je hebt afgesproken dat je voor jouw inzet per uur een vergoeding ontvangt. In 2023 krijg je een vergoeding van maximaal € 5,00 per uur (jonger dan 21 jaar: maximaal € 2,75 per uur), tot een maximum van € 190 per maand en tot een maximum van € 1.900 per jaar. Zowel jouw vergoeding per uur, per maand als per jaar mag niet hoger zijn dan de genoemde bedragen. Krijg je een hogere vergoeding? Dan moet je over deze vergoeding belasting betalen. De organisatie waarvoor je vrijwilligerswerk doet, houdt deze belasting in op uw vrijwilligersvergoeding en betaalt dit aan de Belastingdienst.

Vergoeding voor onkosten

Krijg je een vergoeding voor gemaakte onkosten? Dan hoef je daarover geen belasting te betalen als de vergoeding die je krijgt niet hoger is dan de gemaakte kosten.

Vergoeding voor uw inzet én voor uw onkosten

Krijg je naast de vergoeding voor jouw inzet ook een vergoeding voor de gemaakte onkosten? Dan telt de fiscus de onkostenvergoeding op bij de ontvangen vergoeding voor het vrijwilligerswerk. Is dit samen opgeteld meer dan € 190 per maand of € 1.900 per jaar? Dan houdt de organisatie belasting in op uw vrijwilligersvergoeding en betaalt dit aan de Belastingdienst.

Je doet er goed aan indien ja als instructeur verenigingslessen geeft, de hoogte van de vergoeding goed in de gaten te houden, wil je achteraf niet geconfronteerd te worden met een naheffing van de belastingdienst. Datzelfde geldt voor de vereniging die een instructeur op vrijwillige basis lessen laat verzorgen.