Zonder gedegen onderzoek geen grond voor ontslag op staande voet bij grensoverschrijdend gedrag.

Ten aanzien van de beschuldigingen over grensoverschrijdend gedrag heeft een werkgever, naar het oordeel van de kantonrechter, onzorgvuldig onderzoek gedaan, door onder andere geen hoor en wederhoor toe te passen. Daarom geen grond voor ontbinding en toekenning aan de werknemer van een immateriële schadevergoeding omdat werkgever niet als goed werkgever in de zin van art. 7:611 BW heeft gehandeld.

Feiten

Een werkgever ontslaat een werknemer op staande voet op grond van grensoverschrijdend gedrag en baseert haar beslissing op basis van eigen onderzoek en diverse getuigenverklaringen en handelt, mede op basis van de commotie op de werkvloer en al dan niet objectieve verklaringen achteraf gezien te impulsief. De bewuste werknemer vecht het ontslag met succes aan met als voornaamste reden dat de werkgever onzorgvuldig heeft gehandeld.

Oordeel van de kantonrechter

De kantonrechter is van oordeel dat klachten van de collega’s over onbetamelijk gedrag en het door de werkgever uitgevoerde onderzoek onvoldoende grond vormen voor een ontslag op staande voet en wel om de volgende redenen:

Als werkgever ben je enerzijds verplicht om te zorgen voor een veilige werkomgeving voor werknemers, anderzijds heeft zij een zorgplicht jegens de werknemer die beticht wordt van onbetamelijk gedrag. Indien er klachten over een werknemer worden geuit dient zij deze zorgvuldig te onderzoeken met toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor jegens alle daarbij betrokken partijen, inclusief de van onbetamelijk gedrag betichte werknemer. Aan die laatste voorwaarde heeft Werkgever niet voldaan. Zij heeft de betreffende medewerker noch op het moment van op-non-actiefstelling, noch voorafgaand aan het ontslag op staande voet concrete beschuldigingen voorgelegd. Tijdens een gesprek heeft zij slechts in algemene bewoordingen vragen aan de werknemer voorgelegd en hem daarmee niet in de gelegenheid gesteld om op concrete klachten te reageren en zich daartegen te verweren. Daarmee heeft zij het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. Pas een maand ná het ontslag op staande voet heeft de werknemer – nog steeds geanonimiseerde – verklaringen ontvangen en eerst na ontvangst van het verweerschrift (waaraan de verklaringen voor het eerst niet geanonimiseerd als producties zijn bijgevoegd) heeft hij uitgebreid daarop kunnen reageren.

Voor een reactie van werknemer op de concreet geuite beschuldigingen was temeer aanleiding omdat werkgever zich baseert op verklaringen van medewerkers, maar die met terughoudendheid moeten worden beoordeeld en waaraan beperkte waarde toekomt: diverse verklaringen zijn van horen zeggen en zijn niet ondertekend, dan wel een herhaling van wat een andere medewerker heeft verklaard. Zo bevat de verklaring die werkgever als eerste heeft ontvangen, geen klachten die hij zelf heeft ervaren, het betreft slechts aantijgingen die hij van anderen heeft gehoord.

Daarnaast geldt voor de verklaringen van drie direct ondergeschikten van de ontslagen werknemer dat zij in algemene kwalificaties genoemd worden en dus zonder dat concrete voorbeelden worden gegeven, of dat verwezen wordt naar specifieke verklaringen die niet zijn overgelegd. Bij de beoordeling van verklaringen past terughoudendheid, omdat de bewuste medewerker gemotiveerd heeft aangegeven dat hij zich in verband met diens functioneren meermalen kritisch jegens hem heeft opgesteld.

Ten aanzien van een aantal gesignaleerde incidenten heeft de ontslagen medewerker gemotiveerd en uitdrukkelijk betwist dat hij daar een seksueel getinte bedoeling bij had. Het valt niet uit te sluiten dat indien werkgever de bewuste medewerker eerder met deze incidenten geconfronteerd had, enerzijds misverstanden opgehelderd hadden kunnen worden en zij hem anderzijds had kunnen aanspreken op zijn gedrag en hem de kans had kunnen geven om zijn gedrag te verbeteren.

De kantonrechter is verder van mening dat de werknemer in kwestie in zijn positie van leidinggevende wel het een en ander te verwijten valt. Het gedrag was zodanig dat werkgever hem daarop had kunnen en moeten aanspreken en hem een (laatste) kans had kunnen en moeten geven zijn gedrag te verbeteren. Daarvoor was temeer aanleiding omdat werkgever zelf heeft aangegeven dat in haar bedrijf medewerkers van diverse nationaliteiten samenwerken en er dus culturele verschillen kunnen zijn en ook de taalbarrière misverstanden in de communicatie kan opleveren.

Conclusie

Zorg dat je als werkgever bij een melding van grensoverschrijdend gedrag, gedegen onderzoek doet, waarbij ten minste ‘hoor en wederhoor’ dient plaats te vinden. Zorg er tevens voor dat je bij een eerste signaal de werknemer hierop aanspreekt en geef deze werknemer de kans om het gedrag te veranderen c.q. te verbeteren. Leg alle gesprekken daarover schriftelijk vast en laat de werknemer tekenen. Een ontslag op staande voet is de meest ingrijpende maatregel voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst, waardoor de grond(en) voldoende moet(en) zijn om deze maatregel te rechtvaardigen.

Veranderingen Arbeidsrecht per 1 juli 2023

Met ingang van 1 juli wordt het minimumloon weer gewijzigd en wel met een percentage van 3,13%. Niet alleen het wettelijk minimumloon gaat wijzigen, ook veel cao lonen zullen verder stijgen per 1 juli 2023. Val je onder de werkingssfeer van een cao? Check dan altijd de actuele bedragen in de CAO. Wanneer je niet CAO gebonden bent kun je de actuele bedragen checken op de website van de rijksoverheid. 

Loondoorbetaling zieke AOW’er verkort

Het komt steeds vaker voor: werkgevers die reeds gepensioneerde werknemers met AOW in dienst nemen of houden. Waar voor een ‘reguliere’ werknemer een loondoorbetalingsverplichting van 104 weken geldt bij ziekte, was dit voor AOW’ers al verkort naar 13 weken. Het risico om oudere werknemers in dienst te nemen of te houden wordt nu nog meer verkleind. Per 1 juli 2023 gaat een nieuwe termijn gelden van 6 weken in plaats van 13 weken. Was je oudere werknemer vóór 1 juli 2023 ziek? In dat geval geldt nog de oude termijn nog van 13 weken.

Nieuwe pensioenwet

Per 1 juli 2023 gaat de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in. Werkgevers en pensioenuitvoerders hebben nog tot 1 januari 2028 de tijd gekregen om de pensioenregeling aan te passen naar de nieuwe regels. Zo staat onder andere in het nieuwe pensioenstelsel het premiebedrag vast en niet de uitkering. Door middel van beleggingen wordt het rendement bepaald op de pensioenpremies. Ook moet er onder de nieuwe wetgeving meer inzicht komen in wat er is opgebouwd in het persoonlijk pensioenpotje.

Als je bent aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds worden er ook centraal afspraken gemaakt, waardoor je als werkgever weinig zelf hoeft te regelen. Valt jouw bedrijf onder een CAO? Dan worden de plannen gemaakt door de sociale partners en neemt de werkgeversvereniging de onderhandeling namens werkgevers voor z’n rekening. Dat is anders voor bedrijven die een pensioenregeling hebben via een pensioenverzekeraar of PPI. In dit geval moet je als werkgever een aantal keuzes maken.

Visie op re-integratietraject

Zowel werkgever als werknemer zijn per 1 juli 2023 verplicht om hun visie te geven op het re-integratietraject. Dit geldt zowel bij het opstellen en bijstellen van het plan van aanpak als bij de eerstejaarsevaluatie zoals gebruikelijk op de bekende UWV-formulieren Op deze manier wordt het gesprek en de betrokkenheid tijdens het re-integratieproces bevorderd. Onderwerpen die aan bod kunnen komen zijn: passende werkzaamheden, het advies van de bedrijfsarts en het aanvragen van een second opinion. De wijziging heeft geen terugwerkende kracht en geldt dus alleen voor re-integratiestukken die worden opgesteld ná 1 juli 2023.

Nieuwe ontwikkelingen Arbeidsrecht per 1 januari 2023

Hieronder vindt u een overzicht van enkele belangrijke arbeidsrechtelijke ontwikkelingen die per 1 januari 2023 in gaan.

Minimumloon gaat omhoog

Het minimumloon wordt per 1 januari 2023 verhoogd met 10,15%. De nieuwe minimumloonbedragen zijn als volgt:

  • € 1.934,40 per maand;
  • € 446,40 per week;
  • € 89,28 per dag.

Er is momenteel een wetsvoorstel in de maak, die voorziet in de invoering van een minimumuurloon. Hierin wordt het minimumuurloon niet meer afhankelijk gesteld van de normale arbeidsduur (36, 38 of 40 uur). Het wordt omgerekend naar een uurloon op basis van een normale arbeidsduur van 36 uur per week. Het gemiddelde minimumloon wordt daarom verhoogd. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel over het minimumuurloon met ingang van 1 januari 2024 van kracht.

Cao-loonsverhogingen

Ook op grond van een cao kan een loonsverhoging van toepassing zijn. Zo krijgt het personeel van universitaire ziekenhuizen in 2023 een loonsverhoging van in totaal 10 procent (per 1 januari 6% en per 1 november 4%). Medewerkers die vallen onder de cao Bouw & Infra krijgen een loonsverhoging van in totaal 5 procent (per 1 januari 2,5% en per 1 juli 2,5%). De cao Beroepsgoederenvervoer kent een loonsverhoging van 7,5 procent per 1 januari 2023. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Kijk goed in de toepasselijke cao of er een loonsverhoging is afgesproken waar uw medewerkers recht op hebben.

Maximum transitievergoeding gaat omhoog

De maximale transitievergoeding wordt in principe jaarlijks geïndexeerd (artikel 7:673 lid 2 en 3 BW). De maximale wettelijke transitievergoeding bedraagt in 2023 € 89.000,– bruto of maximaal één jaarsalaris indien het loon over twaalf maanden (het jaarsalaris dus) hoger is dan dat bedrag. In 2023 bedraagt de maximale wettelijke transitievergoeding € 3.000,– bruto meer dan in 2022 (€ 86.000,– bruto).

Onbelaste reiskostenvergoeding gaat omhoog

Vanaf 1 januari 2023 mag een werkgever 21 cent per kilometer onbelast vergoeden. Vanaf 2024 zal dat bedrag omhoog gaan naar 22 cent per kilometer. Werkgevers mogen dus meer reiskosten onbelast vergoeden. Dit is geen verplichting. Werkgevers mogen immers zelf kiezen of zij een reiskostenvergoeding met werknemer overeenkomen en hoe hoog de reiskostenvergoeding is. Indien er al afspraken over de reiskostenvergoeding zijn gemaakt in de arbeidsovereenkomst of in een toepasselijke cao, is werkgever verplicht zich aan deze afspraken te houden.

Onbelaste thuiswerkvergoeding gaat omhoog

Werkgevers mogen in 2023 een onbelaste thuiswerkvergoeding verstrekken aan werknemers van € 2,15 per dag. De onbelaste thuiswerkvergoeding gaat dus met 15 cent omhoog.

AOW-leeftijd gaat omhoog

De AOW-leeftijd stijgt in 2023 van 66 jaar en zeven maanden naar 66 jaar en tien maanden.

Tijdelijke uitbreiding WKR

De vrije ruimte in de Werkkostenregeling (“WKR”) gaat in 2023 tijdelijk omhoog van 1,7 procent (2022) naar 3 procent over de eerste € 400.000,– van de fiscale loonsom. Bij een fiscale loonsom van meer dan
€ 400.000,– bedraagt het percentage 1,18 procent. In 2024 vervalt de tijdelijke verhoging weer en geldt een percentage van 1,92 procent.

Premiekorting collectieve zorgverzekering

De premiekorting op een collectieve basiszorgverzekering is vanaf 2023 niet meer mogelijk. Hierdoor kunnen werknemers alleen nog korting krijgen op de premie voor de aanvullende zorgverzekering.